Indicatoren arbeidsmarktperspectief mbo geanalyseerd
Om op die vragen een antwoord te hebben, heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het CPB gevraagd om de huidige indicator te analyseren. Mbo-instellingen hebben immers een zorgplicht rond arbeidsmarktperspectief en de gebruikte indicator functioneert als signaalwaarde bij de beoordeling van de naleving van deze zorgplicht.
Het onderzoek van het CPB wijst uit dat de huidige indicator zijn beperkingen kent. Aanpassing daarvan heeft echter voor- en nadelen en hangt vooral af van politieke/beleidsmatige keuzes, waarbij de belangrijkste vraag is: welk doel moet de indicator dienen?
De huidige indicator is dat minstens 70% van de gediplomeerde schoolverlaters na ongeveer een jaar een baan van minstens 12 uur per week moet hebben gevonden. Het aantal opleidingen dat de grenswaarde van 70% haalt, verschilt sterk tussen de verschillende leerwegen en mbo-niveaus. Dit kan een aanleiding zijn om onderscheid te maken in de grenswaardes.
Bovendien is het arbeidsmarktperspectief gevoelig voor de conjunctuur. Een relatieve in plaats van een absolute grenswaarde houdt rekening met de invloed van de conjunctuur, maar het streefcijfer is dan niet vooraf duidelijk. Alternatieve indicatoren die meten hoeveel gediplomeerde schoolverlaters economisch zelfstandig zijn of in het bezit zijn van een substantiële baan, lijken weinig toe te voegen aan de huidige indicator.
De huidige indicator wordt berekend op basis van de gediplomeerden die niet doorstromen naar een vervolgopleiding. Als doorstromers echter expliciet worden meegenomen in de indicatoren, zijn de verschillen tussen de niveaus en de leerwegen aanzienlijk kleiner. Overige belangrijke aandachtspunten zijn dat de huidige indicator niet altijd betrouwbaar is omdat voor een substantieel deel van de opleidingen de indicator wordt bepaald op basis van weinig personen. Bovendien zijn arbeidsmarktuitkomsten ook afhankelijk van persoonlijke keuzes die deels buiten de invloedssfeer van de opleiding liggen. Deze persoonlijke keuzes kunnen er echter wel voor zorgen dat opleidingen verschillend scoren op de indicatoren.