Effect Wet studievoorschot op toegankelijkheid en leengedrag
Onderzocht is of er sinds de studiefinancieringshervorming veranderingen zichtbaar zijn in de toegankelijkheid van het hoger onderwijs, de studiekeuze, het woon- en werkgedrag, het gebruik van studiefinanciering en (eerste indicatoren van) het studiesucces. Hierbij zijn leerlingen gevolgd die op verschillende momenten zijn ingestroomd in de derde klas van de havo of de vierde klas van het vwo. Met deze methode vergelijken we cohorten middelbare scholieren die uiteindelijk (bijna) allemaal onder het studievoorschot zouden vallen met cohorten die een veel grotere kans hadden om nog onder het oude studiefinancieringsstelsel te vallen.
De resultaten laten zien dat de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor havo- en vwo-leerlingen niet minder is geworden sinds de invoering van het studievoorschot: de hervorming heeft, na een initiële boeggolf, niet geleid tot een daling van de doorstroomkansen vanuit het voortgezet onderwijs. Ook voor leerlingen met ouders met een laag inkomen is de doorstroom niet gedaald. Het studievoorschot heeft ook niet geleid tot andere studiekeuzes, noch tot meer uitval of switchen van opleiding na één jaar. Daarnaast zijn er geen evidente effecten op het werkgedrag van studenten. De precieze impact van het leenstelsel op het woongedrag is onzeker door problemen met de registratie van uitwonende studenten. Wel is het gebruik van studiefinanciering aanzienlijk veranderd: studenten lenen vaker en meer sinds de invoering van het studievoorschot. Er is zelfs sprake van ‘overcompensatie’, waarbij studenten meer bijlenen dan de basisbeurs die is weggevallen. Dit geldt ook voor studenten met ouders in de laagste inkomensgroep, die grotendeels gecompenseerd zijn door de verhoging van de maximale aanvullende beurs.