Langer doorwerken: keuzes voor nu en later
Idealiter kijken mensen vooruit en beslissen ze hoeveel ze willen consumeren, sparen en werken. Een hogere AOW-leeftijd vertaalt zich dan in meer sparen en meer investeren in inzetbaarheid en gezondheid. Maar werkenden en werkgevers plannen niet altijd vooruit. Zij kunnen soms kosten op de maatschappij afwentelen, aangezien risico’s als werkloosheid en arbeidsongeschiktheid worden gedekt door de sociale zekerheid. De overheid kan werkenden helpen met meer inzicht in hun financiële situatie nu en later en met opleiding en ontwikkeling en kan hen stimuleren tot een gezonde(re) leefstijl.
Meer bescherming voor alle werkenden (ook zzp’ers) en een andere koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting kunnen scherpe randen van de stijgende AOW-leeftijd wegnemen. Vooral de laatste optie is op de lange termijn wel kostbaar. Andere beleidsopties dragen weinig bij. Voor mensen met geen of weinig aanvullend pensioen zetten een flexibele AOW en een deeltijd-AOW nauwelijks zoden aan de dijk. Een zwareberoepenregeling is notoir moeilijk af te bakenen en geeft bovendien averechtse prikkels aan zowel werkenden als werkgevers. Investeringen in gezond werk worden dan immers minder rendabel.
De huidige generaties ouderen hebben een beperkte voorbereidingstijd gehad op de hogere AOW-leeftijd. Specifiek kortetermijnbeleid voor deze groep kan de gevolgen ervan verlichten. Het is alleen moeilijk om tijdelijk beleid te formuleren dat gericht is op de doelgroep en dat geen prikkels wegneemt om gezond te leven en fit te blijven voor de arbeidsmarkt. Het terugdraaien van de versnelling van de AOW-leeftijdsverhoging – zonder het langetermijnpad aan te passen – verlicht de problematiek enigszins, maar is op de korte termijn wel kostbaar. Een tweede optie is een tijdelijk extra groot budget voor de om- en bijscholing van oudere werkenden.