April 15, 2015
Een nuancering van de OESO-bevindingen over de prestaties van Nederlandse steden
In de ‘OECD Territorial Reviews: Netherlands 2014’ constateert de OESO onder andere dat de productiviteit en de productiviteitsgroei in de Nederlandse steden achterblijven ten opzichte van steden in andere OESO-landen. Deze conclusie was voor de ministeries van BZK, EZ en I&M aanleiding om het CPB te vragen dit nader te onderzoeken.

De bevindingen van de OESO zijn als volgt kort samen te vatten:
- Het productiviteitsverschil tussen stedelijke en halfstedelijke provincies is in Nederland relatief laag ten opzichte van andere OESO-landen. Dit lage productiviteitsverschil weerspiegelt de relatief beperkte omvang van agglomeratie-effecten in Nederland.
- Het productiviteitsverschil tussen metropolen en ‘de rest van het land’ is in Nederland relatief laag ten opzichte van andere OESO-landen. Wederom weerspiegelt dit de relatief beperkte omvang van agglomeratie-effecten in Nederland.
- De Nederlandse metropolen scoren qua productiviteitsgroei gedurende de periode 2000-2010 beneden het OESO-gemiddelde.
In deze CPB Notitie geven we een nuancering van en een alternatief perspectief op de OESO-bevindingen door rekening te houden met specifiek Nederlandse factoren.
De korte samenvatting van onze bevindingen is dat de Nederlandse steden qua productiviteitsniveau en -groei niet bijzonder slecht scoren wanneer rekening wordt gehouden met specifiek Nederlandse factoren. Daarbij gaat het met name om de volgende aspecten:
- De provincie Groningen vertekent het beeld vanwege de aardgaswinning.
- Het achterland in Nederland is beter gevuld met productieve activiteiten dan in andere landen.
- De lage groei van het bbp per capita is gerelateerd aan het hoge niveau in de uitgangssituatie. Dit staat bekend als het catch-up effect. Als we hiervoor corrigeren, dan scoort Nederland gemiddeld, maar niet top.
Of er ruimte voor verbetering is en waar die eventueel gezocht moet worden, vergt nader onderzoek.
Authors

Sara Delgado
