Doorsneesystematiek in pensioenen onder druk?
Lees het bijbehorende persbericht.
Veel pensioenregelingen kennen een doorsneesystematiek. Bij de doorsneesystematiek betaalt iedereen dezelfde premie (in % van het pensioengevend loon) en bouwt iedereen hetzelfde pensioen (in % van het pensioengevend loon) op. Deze systematiek leidt tot herverdeling tussen deelnemers. Dit heeft twee oorzaken. Ten eerste wordt geen rekening gehouden met verschillen in beleggingshorizon. Een jongere betaalt dezelfde pensioenpremie en ontvangt dezelfde opbouw als een oudere werknemer, terwijl de inleg van de jongere langer kan renderen. Hierdoor is de pensioenregeling deels omslaggefinancierd. Ten tweede wordt in de financiering geen rekening gehouden met structurele verschillen in de levensverwachting. Dit is ongunstig voor deelnemers met een gemiddeld lagere levensverwachting (zoals laagopgeleiden) en gunstig voor degenen met een hogere levensverwachting (zoals hoogopgeleiden). De maatschappelijke discussie richt zicht voornamelijk op de eerste oorzaak.
Binnen pensioenregelingen met doorsneesystematiek zijn de betaalde premie en de waarde van de verkregen pensioenrechten niet met elkaar in overeenstemming. Met name bij onvolledige loopbanen, bijvoorbeeld wegens uittreding of overstap van werknemer naar zelfstandig ondernemerschap of andersom, kan de herverdeling aanzienlijk zijn. De mate van herverdeling kan beperkt worden door over te gaan op afnemende opbouw naar leeftijd, of toenemende premies naar leeftijd, of door de initiële opbouw van rechten te verlagen en de jaarlijkse indexatie te verhogen. Ten slotte kan worden gedacht aan pensioenregelingen met individuele rekeningen.
Aan een verandering zijn omvangrijke transitiekosten verbonden. Afschaffing van de doorsneesystematiek kost huidige deelnemers tussen de dertig en zestig jaar zonder compenserende maatregelen tot ongeveer tien procent van het aanvullend pensioen. In totaal vertegenwoordigt dit een waarde van ongeveer honderd miljard euro (rond negen procent van het totale pensioenvermogen). Het is de vraag of deze transitielast volledig bij de huidige deelnemers gelegd moet worden. Als het door middel van premieverhogingen wordt gefinancierd, dan drukt deze last zwaarder op de jongere generaties. Een meer gelijkmatige verdeling over jongere en oudere generaties is mogelijk door deze via indexatiekortingen breder uit te smeren. Een eventuele overgang moet worden bezien in het licht van de financiële situatie van pensioenfondsen en van eventuele andere aanpassingen van het pensioenstelsel.
Deze CPB Policy Brief bespreekt verschillende alternatieven om de betaalde premie en de waarde van de verkregen pensioenrechten meer met elkaar in overeenstemming te brengen. Het beoogt een toegankelijke samenvatting te zijn van de meer technische CPB Notitie 'Eindrapportage Voor- en nadelen van de doorsneeproblematiek', die eind december 2013 werd gepubliceerd. De CPB Policy Brief bevat in vergelijking met de CPB Notitie geen nieuwe gegevens of inzichten en is bedoeld om de discussie te faciliteren over dit belangrijke onderwerp binnen het Nederlandse pensioendebat.