Gedwongen deeltijd
Marente Vlekke
wetenschappelijk medewerker of the CPB Netherlands Bureau for Economic Policy AnalysisGelukkig hebben we daar in Nederland wat op gevonden: de kraamverzorgster. Zij (dit beroep kent geen hij’s) werkt gedurende de eerste week na de geboorte bij de ouders thuis om hen de fijne kneepjes van de babyverzorging bij te brengen, en om de gezondheid van moeder en kind in de gaten te houden. Ik vond het ook heel geruststellend om iemand in huis te hebben die een oogje in het zeil hield, terwijl wij - totaal uitgeput van de bevalling en het rap oplopende slaaptekort - een middagdutje deden.
Nederlands fenomeen
Helaas voor de rest van de wereld is het beroep kraamverzorgster een uniek Nederlands fenomeen. Maar deze vorm van zorg staat onder druk. De arbeidsmarkt in deze sector is krapper dan krap: er is veel uitstroom en vacatures raken niet gevuld. Met als gevolg dat ouders minder kraamzorg krijgen dan voorheen. Tegelijkertijd is in deeltijd werken de norm in deze beroepsgroep: in 2021 (recentere cijfers zijn er niet) hadden kraamverzorgsters gemiddeld een contract ongeveer 22 uur per week voor een brutoloon van 1671 euro per maand.
Kunnen kraamverzorgsters dan niet verleid worden om meer uren te gaan werken? Het antwoord van mijn kraamverzorgster zag ik totaal niet aankomen: zij en haar collega’s moeten in deeltijd werken.
De reden is de zogenoemde ‘wachtdienst’. In de cao kraamzorg is bepaald dat elke werkgever van een kraamverzorgster mag verwachten dat ze boven op haar contracturen ‘wachtdienst’ draait. Geboortes zijn immers slechts tot op zekere hoogte in te plannen, en dus moeten er voldoende kraamverzorgsters paraat staan om binnen een uur bij een gezin aan de slag te gaan zodra ze opgeroepen worden. En hier komt het: een wachtdienst telt niet als werk. Kraamverzorgsters verdienen dus ook niet hun gebruikelijke uurloon, maar 11,44 euro per elke acht uur wachtdienst (en 17,16 euro per acht uur in het weekend). Ter vergelijking: het brutominimumloon voor volwassenen bedraagt 13,68 euro per uur.
Paraat staan
In Nederland hebben we het vaak over de wenselijkheid van onze deeltijdcultuur en over de beleidsopties om deeltijders aan te sporen om meer uren te gaan werken. Maar wat deze casus laat zien, is dat we het begrip deeltijd misschien wel verkeerd meten. Doordat kraamverzorgsters paraat moeten staan, zijn de wachtdiensturen niet vrij besteedbaar om bijvoorbeeld andere betaalde arbeid te verrichten. Beleidsopties die kraamverzorgsters zouden moeten ‘prikkelen’ om meer te gaan werken, hebben voor deze groep deeltijders dus geen zin.
Andere beroepen kennen een vergelijkbaar probleem. Zo is er in de thuiszorg sprake van een nijpend personeelstekort, terwijl een voltijdscontract meestal geen optie is. Er is namelijk vooral werk op gezette tijden, zoals tijdens het opstaan, de lunch, het avondeten en bedtijd. Hetzelfde geldt voor de kinderopvang, waar er vooral sprake is van een personeelstekort op dinsdagen en donderdagen, de dagen dat veel ouders kiezen om zelf te werken.
Behalve de handigste borstvoedingshoudingen leerde ik van mijn kraamverzorgster dat de Nederlandse deeltijdcultuur niet per se het gevolg is van heersende normen en waarden of financiële prikkels, maar ook van hoe we `werk’ en `vrije tijd’ definiëren, en hoe het werk in sommige sectoren georganiseerd is. Dit maakt analyses van krapte en arbeidsmarktbeleid nog een slag ingewikkelder.
Ik had mijn kraamverzorgster graag nog even gehouden, maar na een week bij ons thuis was het ook tijd voor haar ‘weekend’. En daarna? Wachten natuurlijk, totdat de volgende baby besluit dat het tijd is om op de wereld te komen.
- more about Marente
Marente Vlekke
wetenschappelijk medewerker of the CPB Netherlands Bureau for Economic Policy Analysis
- more about Marente
Recent CPB columns
- De les van de oliebollentest - Marielle Non
- Van wie is de ruimte? - Jeroen Hinloopen
- Kinderwetje uit 1874 nog steeds actueel - Frits Bos