Gevolgen van het afschaffen van de ozb voor gebruikers van woningen op de andere gemeentelijke heffingen
In het licht van een eventuele toekomstige herziening van het lokaal belastinggebied zijn dit relevante bevindingen. Ze laten namelijk zien dat een hervorming niet per definitie gepaard gaat met sterkere afwenteling van belastingdruk op specifieke huishoudgroepen of bedrijven. Daarmee lijkt regulering van het niveau of de stijging van de (overige) lokale lasten bij een uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied (zie bijvoorbeeld MinBZK 2016) dus overbodig.
Een belangrijke verklaring voor deze bevindingen is dat het effect van het verlies aan ozb-inkomsten en het effect van de compensatie – in de vorm van een hogere algemene uitkering vanuit het Rijk – elkaar nagenoeg opheffen. Alleen in gemeenten met een negatief herverdeeleffect – het verlies aan inkomsten uit de ozb was groter dan de compensatie – vinden we een beperkte aanpassing van alleen de rioolheffing. Vanaf 2006 hebben deze gemeenten de tarieven voor de rioolheffing voor gebruikers verhoogd. In 2015 betaalden huishoudens in deze gemeenten ongeveer 100 tot 120 euro aan het gebruikersdeel voor de rioolheffing. Hiervan is ongeveer 12 euro toe te schrijven aan het verdwijnen van de ozb op gebruikers van woningen. We vinden dus geen indicaties dat andere lokale heffingen, namelijk de afvalstoffenheffing, de ozb die wordt betaald door huishoudens of bedrijven of de toeristenbelasting, aangepast zijn na het verdwijnen van de ozb op gebruikers van woningen.
Dat gemeenten met een negatief herverdeeleffect de tarieven voor de rioolheffing verhoogd hebben, is niet verwonderlijk. Deze gemeenten dekten vóór de afschaffing van de ozb op gebruikers van woningen een kleiner deel van de kosten voor het riool uit de daarvoor bestemde heffing dan andere gemeenten. In feite gebruikten ze een deel van de ozb-opbrengst om de rest van de rioleringslasten te dekken.