This publication is in Dutch, there is no English translation!
June 8, 2016

Investeren in infrastructuur

Nederland heeft een van de best ontwikkelde transportnetwerken in Europa en de wereld. De basis hiervoor is gelegd met de grote investeringen in snelwegen en spoor tussen 1960 en 1990. De lengte van de wegverbindingen is in deze periode bijvoorbeeld met een factor 2,5 toegenomen. Sinds 1990 zijn er slechts beperkt nieuwe wegverbindingen bijgekomen, er is wel veel geïnvesteerd in wegverbreding.

Hoe beter de infrastructuur, des te kleiner de uitwerking van nieuwe investeringen daarin op de economie. In de komende decennia zullen nieuwe investeringen in wegen met name maatschappelijk rendabel zijn bij hoge demografische en economische groei. Investeringen in nieuw spoor zijn echter ook bij hoge groei vaak niet rendabel.

Hoge aanleg- en inpassingskosten drukken de rentabiliteit van investeringen in nieuwe snelwegen. Een kilometer snelweg op maaiveldniveau kost circa twintig miljoen euro. Wanneer de weg verdiept, of in een tunnel wordt aangelegd, stijgen de kosten per kilometer snel tot honderd en zelfs tweehonderd miljoen euro per kilometer. Deze hoge kosten zijn soms het gevolg van fysieke restricties: een weg moet bijvoorbeeld onder een rivier door. In andere gevallen zijn ze echter de uitkomst van politieke discussies met lokale partijen die toename van overlast willen voorkomen. In dit laatste geval is het zinvol om te kijken of de regio een bijdrage kan leveren aan de aanvullende inpassingskosten.

Bij het huidige hoge niveau van het transportnetwerk kunnen geen al te grote effecten van transportinvesteringen op (regionale) productiviteit en ruimte worden verwacht. Voor een aanzienlijk effect is een grote sprong in bereikbaarheid nodig, zoals de bouw van het netwerk van snelwegen in de tweede helft van de vorige eeuw. Een technologische doorbraak is vaak vereist om een dergelijke sprong teweeg te brengen.

De rol van het Rijk zal de komende decennia veranderen door behoefte aan een andersoortig mobiliteitsbeleid dan traditioneel investeren in spoor en weg. Bijvoorbeeld: beïnvloeden van het reisgedrag, optimaliseren van bestaande verbindingen, inspelen op nieuwe technologieën. Experimenten en ex-post beleidsevaluaties kunnen helpen om dit beleid vorm te geven.

Steden blijven ook in de toekomst bevolking trekken, bij hoge én bij lage groei. Dit creëert nieuwe uitdagingen voor mobiliteitsbeleid. Stedelijk mobiliteitsbeleid is bij uitstek een onderwerp voor besluitvorming op lokaal niveau waar tevens sprake kan zijn van samenwerking met en medefinanciering vanuit de kant van het Rijk.

Authors

Ioulia Ossokina
Arne Brouwers