Decompositie van de zorguitgaven, 1972-2010
Daarbij maken we onderscheid naar curatieve en langdurige zorg, die we uitsplitsen naar respectievelijk vijf en twee deelsectoren. We bekijken de rol van prijsontwikkelingen, inkomens- en bevolkingsgroei, vergrijzing en gezondheid.
De uitgaven aan curatieve zorg namen tussen 1972 en 2010 met gemiddeld 7,0% per jaar toe, de uitgaven aan langdurige zorg met 7,4%. Deze groeicijfers zijn voor meer dan de helft toe te schrijven aan prijsstijgingen. De drie demografische variabelen (bevolkingsgroei, vergrijzing en gezondheid) droegen gezamenlijk ongeveer 1%-punt bij aan de jaarlijkse groei, inkomensgroei deed dat met ongeveer 2%-punt.
Over de gehele periode 1972-2010 bekeken is het onverklaarde deel van de uitgavengroei verwaarloosbaar klein. Dat geldt niet voor afzonderlijke deelperiodes. Met name in de jaren tachtig en negentig stegen de zorguitgaven minder snel dan de ontwikkeling van de achterliggende factoren deed vermoeden, terwijl de groei sinds de eeuwwisseling juist opvallend hoog was. Dit patroon vinden we ook terug wanneer we inzoomen op zeven deelsectoren van de zorg, vooral bij de uitgaven aan ziekenhuizen en specialistenpraktijken, aan verstrekkers van geestelijke gezondheidszorg en aan gehandicaptenzorg. Het patroon van de onverklaarde groei wordt nauwelijks beïnvloed door aannames omtrent de hoogte van de inkomens- en prijselasticiteit van de vraag naar zorg of door de manier waarop we rekening houden met mutaties in de gemiddelde gezondheidsstatus van de bevolking. Een belangrijke factor achter de groeiversnelling sinds de eeuwwisseling is vermoedelijk overheidsbeleid.