Wage moderation and labour productivity
Loslaten loonmatiging niet goed voor groei arbeidsproductiviteit
(Te) hoge lonen leiden in alle gevallen wel tot hoge werkloosheid. Gestage economische groei wordt vooral bevorderd door een loonniveau waarbij de arbeidsmarkt in evenwicht is. Hoge werkloosheid vraagt om loonmatiging; op een krappe arbeidsmarkt met lage werkloosheid kunnen de lonen stijgen. Daarnaast ligt de sleutel voor gestage groei van de arbeidsproductiviteit bij een goed mededingingsbeleid. Concurrentie houdt bedrijven scherp en stimuleert innovatie.
Dit concluderen de onderzoekers Peter Broer en Free Huizinga van het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag verschenen Discussion Paper 'Wage Moderation and Labour Productivity'. Dit Discussion Paper is een bijdrage van het CPB aan het actuele debat onder economen, beleidsmakers en sociale partners over nut en noodzaak van loonmatiging. Op lange termijn valt economische groei slechts te bereiken via twee wegen: een toename van het arbeidsaanbod of een verhoging van de arbeidsproductiviteit. Wat is de invloed van loonmatiging op de arbeidsproductiviteit en daarmee op de economische groei?
Loonmatiging is een constante factor in het Nederlandse beleidsdebat over werkgelegenheid sinds het akkoord van Wassenaar in 1982. Het nut van loonmatiging in termen van bestrijding van de werkloosheid is onbetwist. Een aantal economen meent echter dat loonmatiging ook een structurele vertraging van de arbeidsproductiviteit veroorzaakt, bijvoorbeeld doordat marginale bedrijven met lage winsten en weinig innovatie kunnen blijven voortbestaan. Volgens deze economen is de nadruk op loonmatiging kortzichtig. Zij bepleiten juist een loongolf om de arbeidsproductiviteit te verhogen.
De loonvorming is in de eerste plaats een aangelegenheid voor werkgevers en werknemers. De overheid heeft daar geen directe invloed op. Wel kan de overheid de loonvorming indirect beïnvloeden. Een verhoging van de belastingen of van de uitkeringen heeft een opwaartse invloed op de loonstijging en vice versa. Ook kan de overheid proberen op centraal niveau afspraken te maken met werkgevers en werknemers, zoals bij het Najaarsakkoord.
Stel dat door bijvoorbeeld een verhoging van de belastingen of een militantere houding van de vakbond de lonen stijgen. Welke effecten kunnen we verwachten? Op de korte termijn zal de arbeidsproductiviteit stijgen. Dit komt doordat bedrijven gaan besparen op de duurdere arbeid door in het productieproces arbeid te vervangen door kapitaal en door het accent te leggen op arbeidsbesparende innovaties in plaats van kapitaalbesparende. Mensen worden vervangen door machines. Als dezelfde hoeveelheid werk wordt verricht met minder mensen, dan stijgt daardoor de productie per werknemer oftewel de arbeidsproductiviteit.
Deze stijging van de arbeidsproductiviteit is echter inefficiënt en tijdelijk. De keerzijde van de medaille is namelijk een oplopende werkloosheid. De vervanging van mensen door machines leidt tot minder werkgelegenheid. Daarnaast leiden de hogere arbeidskosten tot verslechtering van de concurrentiepositie, lagere winsten en op termijn tot lagere investeringen. De economische groei loopt terug en dat leidt eveneens tot minder werkgelegenheid. De stijging van de werkloosheid heeft vervolgens wel een matigende invloed op de loonontwikkeling. Door de hogere werkloosheid zullen de lonen zelfs terugkeren tot het oorspronkelijke niveau, waarbij de bedrijfswinsten en de investeringen weer op een normaal peil beland zijn. Op dat moment is arbeid niet meer duur en is de verhouding tussen arbeid en machines weer normaal.
De werkloosheid is ondertussen wel blijvend verhoogd. Een loongolf uit zich op termijn dus niet in hogere lonen - want dat kunnen bedrijven niet betalen - maar in hogere werkloosheid. De hoge werkloosheid is in zekere zin nodig om de opwaartse invloed van de loonimpuls te neutraliseren. De werkloosheid zal pas weer kunnen dalen als de oorspronkelijke oorzaak van de loonstijging eveneens wordt weggenomen, d.w.z. als de belastingdruk daalt of de vakbonden bereid zijn hun looneisen te matigen. Als dit gebeurt, dan zal arbeid zelfs een poosje relatief goedkoop zijn. Dit is nodig om de werklozen weer te absorberen in het arbeidsproces. Als bijverschijnsel van de tijdelijk goedkope arbeid zal de groei van de arbeidsproductiviteit ook tijdelijk laag zijn. Bedrijven nemen nu relatief veel mensen in dienst en innovaties zijn nu meer gericht op besparing van kapitaal in plaats van arbeid. Dit is het spiegelbeeld wat er in de eerste fase gebeurde. Toen versnelde de groei van de arbeidsproductiviteit door de hoge lonen, nu vertraagt hij door de relatief lage lonen. Het voornaamste effect van de loongolf is de periode van hoge werkloosheid.
Wat is per saldo het effect op het niveau van de arbeidsproductiviteit? Waarschijnlijk negatief. Op termijn keren de lonen terug naar een normaal peil en is de verhouding tussen machines en mensen weer normaal. Op zich zou je daarom verwachten dat de arbeidsproductiviteit ook weer op een normaal peil beland is. Echter, de golfbeweging in de richting van de technologische ontwikkeling, waarbij het accent eerst lag op arbeidsbesparende en daarna op kapitaalbesparende technieken, is schadelijk voor de algemene technologische vooruitgang. De economie zou zich beter ontwikkeld hebben bij een gestage en evenwichtige ontwikkeling van arbeidsbesparende èn kapitaalbesparende technieken.
Daar komt nog bij dat in een goed functionerende economie innovatie tot stand komt doordat bedrijven op zoek zijn naar methoden om betere en goedkopere producten te produceren en daarmee klanten naar zich toe te trekken. Dit innovatieproces vergt investeringen en bedrijven zullen die investeringen doen als ze verwachten daar voldoende rendement op te halen. Een loongolf is schadelijk voor dat rendement en remt de investeringen en innovatie. Hoge loonstijgingen zijn dan ook slecht voor het innovatieklimaat en de groei van de arbeidsproductiviteit op lange termijn.
Wat echter als de economie niet goed functioneert en er weinig concurrentie is? Dan zal er ook weinig innovatie zijn. Een monopolist hoeft niet te innoveren. Kunnen hoge lonen in dat geval soelaas bieden doordat ze bedrijven dwingen tot innoveren om de hogere loonkosten te kunnen betalen? Waarschijnlijk niet. Als er weinig concurrentie is, kunnen bedrijven een loonstijging ongestraft doorberekenen in de prijzen. Hoge lonen leiden dan dus slechts tot inflatie. Als innovatie stagneert vanwege gebrekkige concurrentie, dan ligt de oplossing bij een beter mededingingsbeleid, niet bij een algemene loonstijging.
Hoge lonen werken dus in het algemeen averechts uit op de arbeidsproductiviteit. Is het dan verstandig om altijd in te zetten op loonmatiging? Ook hier is het antwoord ontkennend. Lage lonen verlagen de arbeidsproductiviteit, omdat bedrijven relatief veel mensen inzetten. Dit is efficiënt als er veel extra arbeid beschikbaar is, dus als de werkloosheid hoog is. Als de werkloosheid laag is, geven lage lonen een verkeerd signaal. Bedrijven willen graag meer mensen in dienst nemen, omdat ze relatief goedkoop zijn, maar die mensen zijn niet beschikbaar. Dit leidt tot allerlei inefficiënte fricties. Bovendien is de situatie onhoudbaar. Door de lage werkloosheid gaan de vakbonden hogere looneisen stellen. Hogere lonen zijn in die situatie ook efficiënt. De ervaring leert echter dat een eenmaal ingezette loonstijging moeilijk te stoppen is. Het gevaar bestaat dan ook dat de loonstijging doorschiet en tot tè hoge lonen leidt, en daarmee tot hogere werkloosheid.
Het optimale loonniveau is bereikt bij evenwicht op de arbeidsmarkt, d.w.z. als de werkloosheid gelijk is aan het evenwichtsniveau. Dan weerspiegelen de lonen de echte schaarste van arbeid in het land en zetten bedrijven de optimale verhouding van machines en mensen in. Hogere en lagere lonen zijn uiteindelijk slecht voor de economische ontwikkeling.
De Nederlandse ervaring spoort met dit beeld. In de jaren zestig stegen de lonen snel. Dit werd gerechtvaardigd door lage werkloosheid en snelle technologische ontwikkeling, mede doordat Nederland op technologisch terrein nog veel kon leren van de Verenigde Staten. In de jaren zeventig had Nederland de achterstand op de Verenigde Staten ingehaald en daalde het tempo van de technologische vooruitgang. De loonstijging ging echter wel door en werd nu voornamelijk gedreven door uitbreiding van de sociale zekerheid en verhoging van de belastingen. De arbeidsproductiviteit bleef in eerste instantie nog wel stijgen, maar viel eind jaren zeventig ver terug, veel verder dan in andere Europese landen. De winst die Nederland in de tien jaar daarvoor geboekt had ten opzichte van die landen, werd in vijf jaar meer dan teniet gedaan. De loongolf in de jaren zeventig heeft daarmee (onbedoeld) aangetoond dat hoge lonen uiteindelijk geen gunstig effect hebben op de arbeidsproductiviteit.
De loonstijging eindigde in de crisis van begin jaren tachtig. Loonmatiging daarna leidde tot herstel van de economie en de enorme werkgelegenheidsgroei in de jaren negentig. Eind jaren negentig was de werkloosheid door de loonmatiging ver teruggelopen. Achteraf gezien was de loonmatiging op dat moment te lang doorgezet. De lonen waren te laag en in veel sectoren was duidelijk sprake van tekorten op de arbeidsmarkt. De loonstijging die daarop volgde, was in eerste instantie terecht, maar schoot door, waardoor de concurrentiepositie snel verslechterde.
Op dit moment is loonmatiging het geëigende middel om weer tot herstel te komen. Als dat herstel bereikt is, is het de kunst om het evenwicht op de arbeidsmarkt te bewaren en de lonen daarop af te stemmen. Gestage groei van de arbeidsproductiviteit dient te worden bevorderd met andere middelen. Een goed mededingingsbeleid is hierbij een belangrijk instrument.
Een aantal economen heeft recent kritiek uitgeoefend op de nadruk op loonmatiging in het Nederlandse economische beleid. De critici betogen dat hoge lonen nodig zijn voor een gestage groei van de arbeidsproductiviteit.
Dit artikel bespreekt het effect van een loongolf op de arbeidsproductiviteit in de context van endogene technologische vooruitgang, endogene technologische adoptie en gebrekkige concurrentie. De conclusie is dat een loongolf de arbeidsproductiviteit op de korte termijn verhoogt.
Een door een loongolf veroorzaakte hogere arbeidsproductiviteit is echter tijdelijk van aard en inefficiënt. Op lange termijn schaadt een loongolf de arbeidsproductiviteit eerder. De belangrijkste boodschap van het artikel is dat beleid gericht op loonvorming beter niet gebruikt kan worden om de productiviteit te beïnvloeden. Het is wel effectief als middel om de werkloosheid te bestrijden. Deze inzichten worden gebruikt in een terugblik op de groei van de Nederlandse arbeidsproductiviteit in de naoorlogse periode.