Voorspellen in crisistijd. De CPB-ramingen tijdens de Grote Recessie
Economische ramingen kunnen nooit zekerheid bieden
Het planbureau stond daarin niet alleen. Geen enkele andere instelling die ramingen maakt voor de Nederlandse economie (commerciële banken, internationale instellingen, DNB) heeft al in 2008 de krimp in 2009 goed voorspeld.
Met een groeiraming voor 2009 van - ¾% in december 2008 en - 3½% in februari 2009 liep het CPB wel op de ramingen van vrijwel alle andere instituten vooruit. Dat is een schrale troost. Nooit eerder waren de voorspelfouten van CPB-ramingen en de achtereenvolgende aanpassingen in die ramingen zo groot als tijdens het begin van de Grote Recessie.
Oorzaak voor de grote voorspelfouten is de door de val van Lehman Brothers abrupt verergerende kredietcrisis. Bij het maken van een centrale raming is het meest waarschijnlijke scenario dat zich gaat voordoen het vertrekpunt. Aangezien de Amerikaanse overheid tót de val van Lehman Brothers grote financiële instellingen te hulp schoot, was de (impliciete) aanname in CPB-ramingen dat dit beleid in de ramingsjaren zou worden voortgezet. Dat zou een economische neergang niet hebben kunnen voorkomen, maar die was mogelijk wel geleidelijker en meer in lijn met de ramingen geweest.
De gebeurtenissen tijdens de kredietcrisis beschrijven een fundamenteel probleem bij het opstellen van korte-termijnramingen: zich materialiserende risico's kunnen een raming gemakkelijk (ver) doen afwijken van de realiteit. Dat was voor de crisis zo, dat was tijdens de crisis zo en dat zal zo blijven. Dit concluderen CPB-onderzoekers Jasper de Jong, Mark Roscam Abbing en Johan Verbruggen in het vandaag verschenen CPB Document 207 'Voorspellen in crisistijd: de CPB-ramingen tijdens de Grote Recessie'.
CPB heeft kredietcrisis niet goed voorspeld, en zal dat ook volgende keer niet kunnen
Veel economen en onderzoeksinstellingen wezen al voor het uitbarsten van de Grote Recessie op de grote en groeiende mondiale economische onevenwichtigheden. Zo ook het CPB, bijvoorbeeld in het Centraal Economisch Plan 2007 (uit maart 2007). Het identificeren van risico's is echter iets anders dan het maken van een precieze, kwantitatieve, centrale raming.
De wereldhandel stortte in na het faillissement van Lehman Brothers, op 15 september 2008. Deze specifieke gebeurtenis, laat staan de precieze timing ervan, was redelijkerwijs niet te voorzien, omdat de Amerikaanse overheid kort daarvoor andere financiële instellingen in de problemen wel te hulp schoot. Het faillissement was echter cruciaal voor het moment van instorten van de wereldhandel en de doorwerking naar de Nederlandse economische groei. Een CPB-raming is dan ook niets meer en niets minder dan een best guess: een soms verre van perfecte schatting, maar wel de best mogelijke raming op basis van de beschikbare informatie en uitgaande van het meest waarschijnlijke scenario.
Had het beter gekund?
De onderzoekers zijn één voor één alle mogelijkheden die tot verbetering van de trefzekerheid zouden kunnen leiden nagegaan. Uit de analyse volgt dat als het CPB in september 2008 de ongekende en dramatische krimp van de wereldhandel eind 2008 en begin 2009 juist had geraamd, de groeiraming voor 2009 toen al op – 3½% was uitgekomen; dat zou behoorlijk accuraat zijn geweest.
De kwaliteit van de korte-termijnraming voor de open Nederlandse economie staat of valt met de kwaliteit van de wereldhandelsraming. Bij het maken van ramingen maakt het CPB gebruik van eigen wereldhandelscijfers, de Wereldhandelsmonitor. Deze CPB-cijfers worden door instituten elders in de wereld nauwlettend gevolgd, omdat ze als eerste een goed beeld geven van veranderingen. Er zijn dan ook geen betere en sneller beschikbare wereldhandelsdata voorhanden, die het CPB van andere instituten zou kunnen overnemen.
Verdere verbeteringen op dit vlak zijn niet eenvoudig te bewerkstelligen, maar verdienen wel de aandacht. De mogelijkheden om tot fundamenteel betere voorspellingen te komen door het gehanteerde macro-econometrische model te wijzigen lijken eveneens beperkt. Met andere modeltypen, zoals DSGE-modellen, flow-of-funds-modellen of VAR-modellen, zal een volgende financiële crisis evenmin concreet en adequaat voorspeld worden. Maar modellen zijn nooit af en er zijn altijd verbetermogelijkheden. Concrete onderzoeksvragen liggen op het gebied van (1) de interactie tussen de monetaire en reële sfeer, (2) het meer systematisch rekening houden met vertrouwensindicatoren en verwachtingen, en (3) de arbeidsmarkt. Daarnaast onderzoekt het CPB of het monitoren van bepaalde financiële indicatoren kan helpen om toekomstige onhoudbare situaties ('zeepbellen') tijdig te detecteren en bijbehorende risico-analyses te verrichten.
Ramingen blijven altijd onzeker én nodig
Economie is geen exacte wetenschap en ramingen zijn per definitie onzeker. Een voorspeller van macro-economische korte-termijnontwikkelingen die het tegendeel beweert belooft teveel, een afnemer die het tegendeel eist, vraagt teveel. Desondanks is bij het maken van plannen en begrotingen en bij het afsluiten van contracten informatie over de meest waarschijnlijke economische ontwikkelingen op korte termijn (best guess) noodzakelijk. Bij het maken van bijvoorbeeld de Miljoenennota zijn ramingen voor onder meer de ontwikkeling van de economische groei, de inflatie en de werkloosheid onmisbaar, omdat deze bepalend zijn voor de verwachte inkomsten en uitgaven van de overheid. Het is wel belangrijk dat gebruikers van de ramingen zich bewust zijn van de onvermijdelijke onzekerheden. Het is daarom belangrijk dat beleid in de kern robuust is, zodat niet bij elk nieuw economisch cijfer de koers moet worden omgegooid.
Lees hier het bijbehorende persbericht.
We concluderen dat vanwege het karakter van macro-economische kortetermijnramingen de kans groot is dat het CPB en andere ramingsinstanties ook een volgende financiële crisis niet adequaat zullen voorspellen.
De mogelijkheden om tot betere ramingen te komen zijn beperkt. Een voorspeller van macro-economische korte-termijnontwikkelingen die het tegendeel beweert belooft teveel, een afnemer die het tegendeel eist, vraagt teveel.