Effecten van invoering van een sociaal leenstelsel in het Nederlands hoger onderwijs
Ruimte voor verhoging van private bijdragen aan hoger onderwijs
Dit hoge rendement biedt ruimte voor een verhoging van private bijdragen aan hoger onderwijs en deze verhoging hoeft niet ongunstig te zijn voor de deelname aan het hoger onderwijs. Dit concludeert het Centraal Planbureau in een drietal vandaag verschenen publicaties.
Studeren in het hoger onderwijs lijkt een goede investering. Een jaar wetenschappelijk onderwijs levert naar schatting gemiddeld 7 tot 9 procent meer loon voor afgestudeerden op. Dit hoge rendement biedt ruimte voor een verhoging van private bijdragen aan hoger onderwijs en deze verhoging hoeft niet ongunstig te zijn voor de deelname aan het hoger onderwijs. Dit concludeert het Centraal Planbureau in een drietal vandaag verschenen publicaties.
Financiële opbrengsten van studeren
Het Discussion Paper 'Returns to university education: Evidence from an institutional reform' onderzoekt het private financiële rendement van wetenschappelijk onderwijs aan de hand van de invoering van de Tweefasen Structuur in 1982. De nominale duur van het wetenschappelijk onderwijs werd verkort van vijf naar vier jaar. Deze verkorting biedt de mogelijkheid om het financiële rendement van een jaar wetenschappelijk onderwijs te schatten. In het onderzoek zijn de financiële opbrengsten van een jaar wetenschappelijk onderwijs vastgesteld door de lonen te vergelijken van personen met een vijfjarige opleiding met die van personen met een vierjarige opleiding. Door de vergelijking te beperken tot personen die studeerden vlak voor en vlak na de verkorting van de studieduur kunnen veel verstorende factoren worden uitgesloten. Afgestudeerden met een vijfjarige opleiding verdienden in 1997 7 tot 9 procent meer dan afgestudeerden met een vierjarige opleiding. Daarbij wordt rekening gehouden met verschillen in ervaring, geslacht en opleidingsrichting. Naar verwachting zal dit private financiële rendement van studeren de komende jaren verder toenemen.
Gedragseffecten van de prestatiebeurs
Verhoging van de private bijdragen kan aanleiding zijn voor gedragsveranderingen van studenten, bijvoorbeeld in de vorm van andere studiekeuzen of ander studeergedrag. Over het gedrag van studenten in Nederland is in dit verband weinig bekend. Het Discussion Paper 'Does reducing student support affect educational choices and performance? Evidence from a Dutch reform' bestudeert het keuzegedrag van studenten voor en na invoering van de prestatiebeurs in 1996. Deze invoering betekende voor veel studenten een substantiële verhoging van de private bijdragen omdat de periode dat studenten een beurs konden krijgen, werd verkort van 5 naar 4 jaar. Heeft dit geleid tot een verandering in de keuze tussen Hoger Beroepsonderwijs (HBO) en Wetenschappelijk Onderwijs (WO)? Gaan studenten met een prestatiebeurs meer of minder werken naast hun studie? En heeft invoering van de prestatiebeurs geleid tot betere studieprestaties? Na invoering van de prestatiebeurs koos van de VWO-gediplomeerden 2,2% meer voor het HBO dan voor invoering. De studieprestaties zijn verbeterd. Studenten met een prestatiebeurs vallen minder snel uit. De kans dat studenten voor 1 februari van het eerste studiejaar stoppen met hun opleiding, is met 2%-punt gedaald. Verder halen zij 5% meer vakken dan degenen die hun studie begonnen zijn voor de invoering van de prestatiebeurs in 1996. Per saldo lijkt de efficiency van het hoger onderwijs licht te zijn verbeterd na invoering van de prestatiebeurs. Studenten lijken weliswaar wat vaker te kiezen voor een lager niveau, maar daar staat tegenover dat minder studenten uitvallen en meer studiepunten worden gehaald.
Sociaal leenstelsel
Het CPB Document 'Private bijdragen voor hoger onderwijs' plaatst deze resultaten tegen de achtergrond van de actuele beleidsdiscussie over de hervorming van de studiefinanciering. Een verhoging van de private bijdragen zou echter ten koste kunnen gaan van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. In eerdere studies (o.a. CPB Document 39, 'Effencten van invoering van een sociaal leenstelsel in het Nederlands hoger onderwijs', van Bas Jacobs en Erik Canton) heeft het CPB in dit verband gewezen op het sociaal leenstelsel. In een dergelijk stelsel komt iedereen die voldoende geschikt is, in aanmerking voor een lening om de studie te financieren. Na de studie wordt de lening terugbetaald. De terugbetalinglast is daarbij afhankelijk van de hoogte van het inkomen. Een sociaal leenstelsel kan daarmee de toegankelijkheid beschermen bij een verhoging van de private bijdragen.
Lees ook de persberichten
ruimte-voor-verhoging-van-private-bijdragen-aan-hoger-onderwijs en
Nieuw stelsel van studiefinanciering: vele mogelijkheden, keuze is aan de politiek
De CUNS heeft het CPB benaderd om onderzoek te verrichten naar de economische effecten van terugbetaling van een studielening. Het onderzoek is uitgevoerd in twee fasen. Voor de eerste fase zijn zes specifieke vragen voorgelegd:
- Wat zal het invoeren van een leenstelsel voor gevolgen hebben op de betaalcapaciteit van ex-studenten?
- Wat is het effect van een studieschuld op de inkomenspositie van ex-studenten?
- Wat zal het invoeren van een leenstelsel voor gevolgen hebben op de arbeidsparticipatie van ex-studenten?
- Wat is het effect van een studieschuld op de loonvorming?
- Wat zijn van al deze aspecten de macro-economische gevolgen?
- Wat zijn de effecten van een leenstelsel voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs?
De beantwoording van deze vragen staat centraal in de hoofdtekst van dit document. In de tweede fase zijn aanvullende vragen voorgelegd. Dit betreft de effecten van voorstellen vanuit de studentenorganisaties. De antwoorden op deze vragen zijn opgenomen in de bijlage.