Afhankelijkheid van externe financiering en overlevingskansen van mkb’ers
In Nederland is ongeveer 80 procent van de mkb-bedrijven afhankelijk van externe financiering, waarbij bankkrediet de belangrijkste bron van externe financiering is. Na het uitbreken van de wereldwijde financiële crisis in 2008 daalde de winstgevendheid van Europese banken en namen kapitaalbuffers sterk af. Als gevolg hiervan waren banken minder bereid of in staat om krediet te verstrekken aan, onder andere, mkb-bedrijven. Daarnaast nam de kredietwaardigheid van mkb’ers af als gevolg van verminderde vraag naar hun producten en een verslechterde financiële positie. Ook dit leidde tot verminderde toegang tot externe financiering voor mkb’ers.
In Nederland zijn tussen 2009 en 2014 ongeveer 40.000 bedrijven failliet gegaan, een stijging van 50 procent ten opzichte van de periode voor de financiële crisis. Dit onderzoek probeert een antwoord te vinden op de vraag of de stijging van het aantal faillissementen (deels) verklaard kan worden door financieringsbeperkingen. Om die vraag te beantwoorden maken we gebruik van balansgegevens van mkb’ers gecombineerd met informatie uit het algemeen bedrijvenregister (ABR) van het CBS.
De hypothese is dat bedrijven die het meest afhankelijk zijn van externe financiering het hardst getroffen zijn door de crisis. Als gevolg daarvan verwachten we een sterkere stijging in het aantal beëindigingen voor die groep bedrijven in vergelijking met de groep bedrijven die het minst afhankelijk is van externe financiering. We vinden in deze studie echter geen bewijs voor deze hypothese. Die hypothese gaat enkel op wanneer we onze analyse uitvoeren voor de groep van middelgrote bedrijven: het percentage beëindigingen stijgt met 2,1 procentpunt voor middelgrote bedrijven die het meest afhankelijk zijn van externe financiering ten opzichte van de minst afhankelijke middelgrote bedrijven.
Toch moeten we om 4 redenen voorzichtig zijn met de interpretatie van deze bevindingen. Ten eerste kunnen we uit de data niet aflezen of een bedrijf daadwerkelijk failliet is gegaan. We zien enkel het totaal aantal beëindigingen en kunnen slechts een proxy maken voor het aantal faillissementen. Ten tweede bevat de dataset alleen bedrijven die vennootschapsbelasting betalen (rechtspersonen). Dit betekent dat de resultaten niet per definitie geldig zijn voor natuurlijke personen. Ten derde is onze steekproef, vanwege de gebruikte methode, beperkt tot bedrijven die al bestonden in het jaar 2003. Ten vierde zijn onze schattingen alleen te interpreteren als het effect ten opzichte van de groep bedrijven die het minst afhankelijk is van externe financiering. Stel dat deze bedrijven ook geraakt worden door de crisis, dan is dit effect niet meegenomen in onze schattingsresultaten.