Baanpolarisatie in Nederland
Werkgelegenheid in middensegment arbeidsmarkt onder druk
In het algemeen zorgt technologische verandering voor hogere productiviteit en meer werkgelegenheid, waardoor de welvaart toeneemt. Tegelijkertijd is de verdeling van die welvaart een toenemende bron van zorg. Beleid gericht op de kwetsbare groepen in het midden van de arbeidsmarkt kan helpen deze overgang te versoepelen. Dat concluderen onderzoekers Bas ter Weel en Wiljan van den Berge in de vandaag gepubliceerde CPB Policy Brief ‘Baanpolarisatie in Nederland’.
Op de arbeidsmarkt is sprake van polarisatie. De werkgelegenheid en lonen groeien vooral aan de bovenkant van de arbeidsmarkt, maar ook aan de onderkant groeit de werkgelegenheid. Dit gaat ten koste van het middensegment: daar daalt de werkgelegenheid en staan de lonen onder druk. Hierdoor werken mensen die voorheen in middenberoepen werkten, nu vaker in lagerbetaalde banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Hierdoor ontstaat druk op de lonen aan de onderkant. De loonongelijkheid tussen de boven- en onderkant van de arbeidsmarkt is dus toegenomen. Daarnaast is de werkloosheid onder middelbaaropgeleiden de afgelopen periode snel gestegen.
Een belangrijke verklaring voor deze ontwikkelingen is de opkomst van ICT, omdat hierdoor andere vaardigheden nodig zijn. Computers zijn goed in het uitvoeren van routinematig werk dat vaker door middelbaaropgeleiden wordt uitgevoerd. Tegelijkertijd profiteren werknemers die analytisch, creatief en sociaal werk doen, juist vaak van de aanwezigheid van computers. Dit type werk is vaker te vinden aan de bovenkant van de arbeidsmarkt.
Bij elkaar betekent dit dat de opbrengsten van onderwijs hoog zijn. Dus is het zinvol om mensen die in krimpende beroepen werken, te stimuleren om te proberen een stapje hoger te zetten. Met name de groep werknemers met alleen een havo- of vwo-opleiding krijgt het moeilijker en dreigt af te zakken richting banen met een dalend toekomstperspectief. Het is dus zinvol om beleid in te zetten dat hen helpt om hun inzetbaarheid te vergroten door, waar mogelijk, tenminste een mbo4 of zelfs een hbo-opleiding af te ronden. Voor oudere werknemers kan mobiliteit of omscholing helpen. Het onderwijs kan trachten beter te voorzien in de vraag naar analytische en interactieve vaardigheden, door hieraan meer aandacht te besteden in het curriculum.
Lees ook het bijbehorende CPB Achtergronddocument.
Contactpersonen
Lees het bijbehorende persbericht en CPB Achtergronddocument.
De opkomst van ICT vanaf de jaren tachtig heeft geleid tot een toename van loonongelijkheid tussen hoog- en laagopgeleiden en recentelijk tot een daling van de werkgelegenheid en druk op de lonen van middelbaaropgeleiden.
In deze CPB Policy Brief staat de wijze waarop deze ontwikkelingen zich manifesteren in Nederland, centraal. Het blijkt dat de groei van werkgelegenheid en lonen vooral plaatsvindt aan de bovenkant van de arbeidsmarkt. Ondanks een nog steeds groeiend aanbod van hoogopgeleide werknemers zijn de relatieve lonen voor deze groep vanaf 1985 gestegen. Het aandeel van het middensegment in de werkgelegenheid daalt echter en de lonen staan daar onder druk. Hierdoor werken mensen die voorheen in midden-beroepen werkten, nu vaker in lager betaalde banen aan de onderkant, waar een toename in de werkgelegenheid gepaard gaat met druk op de lonen. De loonongelijkheid tussen de boven- en onderkant van de arbeidsmarkt is dus toegenomen. Ten slotte is een deel van het extra aanbod hoogopgeleiden terechtgekomen in banen die voorheen door middelbaaropgeleiden werden bezet. Dit gaat samen met toenemende lonen als gevolg van een verandering van de vraag naar meer niet-routinematige vaardigheden. De trends lijken sterk op die in andere landen. Een belangrijke nuancering is dat de omvang van de trends op dit moment relatief klein is.
Voor beleidsmakers biedt de analyse drie aanknopingspunten. Het blijkt dat de groep werknemers met alleen een havo- of vwo-opleiding het moeilijker krijgt en afzakt richting banen met een dalend toekomstperspectief. Deze mensen hebben na de middelbare school geen beroepsopleiding afgemaakt, onder wie 200.000 mensen in de leeftijdscategorie 25-44 jaar. Deze mensen kunnen hun eigen inzetbaarheid vergroten door ten minste een mbo4 of zelfs een hbo-opleiding af te ronden. Daarnaast zijn er ruim 800.000 mensen van 45 jaar en ouder die alleen een mbo1 of havo of vwo-opleiding hebben afgerond. Zij werken vaker in beroepen die krimpen en die een relatief grote mate van routinematig werk bevatten. De werkgelegenheid in deze beroepen is gedaald, vooral omdat technologie routinematig werk overneemt. Mobiliteit en omscholing helpen om de inzetbaarheid van de mensen in deze groep te verbeteren, maar instituties en regelingen op de arbeidsmarkt staan dat soms in de weg. Ten slotte is de vraag naar analytische en interactieve vaardigheden toegenomen. In het onderwijs kan aan dat laatste meer aandacht worden besteed als onderdeel van het curriculum.