Actualisatie analyse economische effecten financieel kader Regeerakkoord
Doorrekening geactualiseerd financieel kader Regeerakkoord
In bovenstaande CPB Notitie staan tevens de wijzigingen ten opzichte van de doorrekening van 29 oktober beschreven.
Lees ook het bijbehorende persbericht.
16 november: de koopkracht-data ("puntenwolken") is toegevoegd, in de vorm van een Excel-bestand (bijlage, zie onder).
In hoofdstuk 9 staat precies aangegeven welke maatregelen zijn meegenomen in de analyse. Het basispad voor de doorrekening is de geactualiseerde versie van De Nederlandse economie tot en met 2017 (zie hoofdstuk 10). Bij de beoordeling van de verschillende voorstellen is op dezelfde manier te werk gegaan als bij de beoordeling van verkiezingsprogramma’s in 'Keuzes in Kaart 2013-2017' (KiK). Net als in KiK hebben wij alleen maatregelen in de analyse betrokken die juridisch haalbaar zijn. Dat betekent niet dat wij voor elke maatregel een doorwrochte juridische analyse hebben opgesteld. In tegenstelling tot bij 'Keuzes in Kaart' is niet samengewerkt met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Dit betekent dat analyses van de effecten op energie en klimaat, bereikbaarheid en natuur niet in deze Notitie zijn opgenomen. Er zijn ook geen aparte hoofdstukken opgenomen over structurele werkgelegenheidseffecten, onderwijs en innovatie. Uiteraard zijn de budgettaire effecten van maatregelen op deze terreinen wel meegenomen en zijn de gevolgen voor de structurele werkgelegenheid berekend.
Het financieel kader van het Regeerakkoord bevat budgettaire maatregelen die ex ante het begrotingssaldo verbeteren met 15 mld euro ten opzichte van het basispad (waarin de maatregelen van het Begrotingsakkoord 2013 zijn verwerkt). Als gevolg van de maatregelen van het Regeerakkoord valt de bbp-volumegroei in de periode 2013-2017 0,2%-punt per jaar lager uit dan in het basispad. Per saldo resulteert dan een bbp-volumegroei van 1¼% per jaar. De werkloosheid in 2017 valt als gevolg van de maatregel 1,2%-punt hoger uit dan in het basispad en komt uit op 6¼%.
Vanwege de doorwerking van het pakket op de economie is de verbetering van het EMU-saldo in 2017 minder groot dan de initiële impuls van 15 mld euro of 2,3% bbp. Inclusief de inverdieneffecten van -1,1% bbp euro verbetert het EMU-saldo tot -1,6% bbp in 2017. Per saldo blijft de mediane statische koopkracht van zowel werknemers als uitkeringsgerechtigden gelijk. De mediane koopkracht van de gepensioneerde verslechtert met ¼% per jaar. Er is sprake van herverdeling van hoge naar lage inkomens. Dit komt vooral door de afbouw van de algemene heffingskorting over het inkomen in de tweede en derde schijf en het verder afbouwen van de arbeidskorting voor inkomens vanaf 70 duizend euro. Tegelijkertijd worden de arbeidskorting en de algemene heffingskorting verhoogd.
Het beleidspakket verbetert de houdbaarheid met 2,3% bbp, en komt daarmee uit op een positief saldo van 1,0%. Hiermee is het houdbaarheidstekort van 1,3% bbp omgebogen in een overschot. Dit betekent dat het kabinet ruimte creëert voor toekomstige lastenverlichting of hogere uitgaven.
Verschillen met de CPB Notitie van 29 oktober
Ten opzichte van het pakket dat is doorgerekend in de CPB Notitie van 29 oktober is een aantal maatregelen gewijzigd. De nominale premie blijft op het niveau van het basispad (1269 euro in 2014), de zorgtoeslag blijft bestaan en daarmee vervalt de terugsluis via lagere tarieven tweede en derde schijf en de hogere algemene heffingskorting. Er komt geen inkomensafhankelijke ziektekostenpremie (iazp). In aanvulling daarop wordt de algemene heffingskorting over het (voor aftrekposten gecorrigeerde) inkomen in de tweede en derde schijf met 3% afgebouwd naar ruim duizend euro in 2017. Deze maatregel leidt tot uitvoeringskosten bij de Belastingdienst. Er wordt een extra knop geïntroduceerd die equivalent is met een tariefsverandering in de tweede en derde schijf. De opbrengst van deze maatregel is teruggesluisd in een hogere arbeidskorting en een hogere algemene heffingskorting. Daarnaast wordt de arbeidskorting afgebouwd tot nul voor de hogere inkomens. De opbrengst van de stapsgewijze verlaging van het hoogste tarief waartegen de hypotheekrente kan worden afgetrokken is geheel ingezet om de derde schijf te verlengen.
De effecten van deze veranderingen op de doorrekening zijn beperkt. De EMU-relevante lasten zijn 4,5 mld hoger (om de zorgtoeslag te financieren) en dat heeft op middellange termijn licht negatieve effecten op de werkgelegenheid. De marginale druk daalt enigszins door het niet invoeren van de inkomensafhankelijke zorgpremie (iazp), en dat leidt zowel op middellange als op lange termijn tot meer arbeidsaanbod in uren. Per saldo loopt de werkloosheid in 2017 iets (0,3%-punt) op ten opzichte van de doorrekening van 29 oktober. Het EMU-saldo komt daardoor in 2017 ook 0,1% hoger uit, op 1,6% bbp. De mediane koopkracht voor werknemers blijft ongewijzigd, voor uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden verslechtert deze met ¼ % per jaar naar 0% respectievelijk -¼ % per jaar. Er blijft sprake van herverdeling van hoge naar lage inkomens, maar in mindere mate dan in de CPB Notitie van 29 oktober. Daardoor is de verslechtering van de marginale druk kleiner en verbetert de structurele werkgelegenheid als gevolg van de aanpassing van het pakket met 0,9%. Daardoor verbetert ook de houdbaarheid met 0,3% bbp extra.